-
1 défouler
défouler [deefoelee]〈 psychologie〉 -
2 abreagieren
abreagieren -
3 concentrer
concentrer [kõsãtree]1 verzamelen ⇒ bundelen, samentrekken♦voorbeelden:2 concentrer sa colère sur qn., qc. • zijn woede op iemand, iets afreageren2 zich concentreren ⇒ zich verzamelen, gebundeld, geconcentreerd worden1. v1) verzamelen, bundelen2. se concentrerv -
4 auslassen
auslassen5 〈 ambachtelijk〉langer, ruimer maken♦voorbeelden:keine Chance auslassen • geen kans laten voorbijgaan♦voorbeelden:1 sich negativ über etwas, jemanden auslassen • zich negatief over iets, iemand uitlaten -
5 austoben
austobenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 uitwoeden, uitrazenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 uitwoeden, uitrazen ⇒ zich uitleven♦voorbeelden: -
6 unload
-
7 abreaction
n. het afreageren (psychologie - het zich kunnen ontdoen van onderdrukte voorstellingen waar men bewust van is)
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский